11 oktober 2009

Bij de dood van mijn vader

Mijn vader valt het best te karakteriseren als een bescheiden, warm, integer en humoristisch mens. Hij was ook een elegante man en een gezellige persoonlijkheid. Hij nam mensen dan ook altijd snel voor hem in. Hij had een heel groot verantwoorde-lijkheidsgevoel en beschermde zijn dierbaren zoveel als hij kon.
In maart dit jaar ging hij naar de dokter omdat hij zo moest hoesten. Waarschijnlijk ging hij wat te laat. Er werd als vrij snel longkanker geconstateerd. In eerste instantie dachten de medici dat hij nog te opereren was. Dat bleek helaas niet meer mogelijk. Zijn prognose was niet goed maar uiteindelijk is hij veel eerder gestorven dan werd verwacht. Zijn dood betekent het eind van een generatie. Zijn broer Wim en zijn zus Loes gingen hem voor.

Ik heb mij de laatste maanden vaak afgevraagd wat mijn vader voor mij betekende. Het belangrijkste is dat hij de man is waar ik verschrikkelijk veel van hield. Dat heb ik hem de laatste weken gelukkig nog vaak kunnen zeggen.


In mijn vroege jeugd was hij vooral iemand die mij een onvoorwaardelijke liefde gaf en vrolijkheid in mijn leven bracht. Hij was eigenlijk altijd stimulerend en coachend. Als we samen voetbalden was er een ritueel aan het eind. Dan mocht ik proberen de bal van hem af te pakken. Als het lukte kreeg ik een gulden.


Hij leerde mij ook om mensen te vertrouwen door altijd zijn afspraken na te komen. Daar heb ik later erg veel plezier van gehad.

Ik was geen gemakkelijke puber en ik ging in die periode flink de strijd met hem aan. Ik kon mijn krachten met hem meten en werd daar sterker van. Hij heeft daar toen helaas wel flink onder geleden.
Hij gaf mij in die periode toch ook nog richting. Toen ik van het Atheneum naar de HAVO wilde omdat het niet zo lekker liep op school, was zijn boodschap glashelder. Daar komt niets van in. Je hebt een goed stel hersens. Doe maar wat beter je best dan lukt het je vast. Hij beloofde mij dat ik als het beter ging, een keer mocht gaan zweefvliegen. Na het eerst volgende rapport, dat gelukkig prima was, zat ik een paar dagen later in een zweefvliegtuig. Hij beloofde mij ook een rijbewijs als ik voor mijn achttiende niet zou roken. Daar profiteer ik nu nog steeds van. Ik rook nog steeds niet en heb vanaf mijn 18-de een rijbewijs. Hij was zich dus zeer van bewust dat roken slecht is. Zelf rookte hij 60 jaar en dat heeft hem uiteindelijk zij leven gekost. Daar was hij niet bitter over. Zijn sigaartjes waren zijn maatjes die hij altijd bij zich had. Tot op de laatste dag voor zijn dood was het zijn grootste pleziertje om een sigaartje te roken.


Op mijn 18-de zit een grote cesuur in onze relatie. Nadat ik ging studeren en op kamers ging wonen heeft hij mij nooit meer gezegd wat ik zou moeten doen. Ik mocht alles helemaal zelf beslissen. Er was wél altijd een luisterend oor en goede raad als ik daar behoefte aan had. Hij verschafte mij financiële middelen om mijn studie aan de universiteit te voltooien. Pas later besefte ik hoe hard hij daarvoor heeft moeten werken.


In mijn volwassen leven hadden wij een erg goede band. Niet dat we elkaar zo veel zagen maar we belden elkaar vrij vaak. De laste 10 jaar zagen we elkaar wat vaker. Ik voelde altijd liefde, trots en betrokkenheid. Dat was geheel wederzijds en dat hebben we de laatste maanden vaak naar elkaar toe uitgesproken.



Een paar jaar geleden was ik bij een tentoonstelling in Rotterdam. In een van de zalen had een kunstenaar de wanden wit geschilderd. Hij had en stapel briefjes neergelegd waarop mannen iets over hun relatie met hun vader konden schijven. Die briefjes mocht je vervolgens aan de wand hangen. Ik las er heel wat en het viel me op dat ze bijna zonder uitzondering erg negatief en vaak zelfs cynisch waren. Bij mij kwamen zulke andere gevoelens op. Ik heb toen ook een velletje gepakt er groot opgeschreven: "Mijn vader was de man die mij de kans gaf om te worden wie ik nu ben. Daar ben ik hem heel dankbaar voor."

(fragmenten uit mijn toespraak bij de crematieplechtigheid op dinsdag 29 september 2009)